Er was daar ook een profetes, Hanna, de dochter van Fanuel, uit de stam Aser. Ze was hoogbejaard; vanaf haar huwbare leeftijd had ze zeven jaar met haar man geleefd, en ze was nu al vierentachtig jaar weduwe. Ze was altijd in de tempel, waar ze God dag en nacht diende met vasten en bidden. Op dat moment kwam ze naar hen toe, bracht hulde aan God en sprak over het kind met allen die uitzagen naar de bevrijding van Jeruzalem. (Lucas 2:36-38, NBV)

Ik vind het altijd een rare tijd. En dan bedoel ik dit keer niet de rare tijd van de coronabeperkingen. De dagen tussen kerst en oud&nieuw heb ik eigenlijk altijd een beetje raar en ongemakkelijk gevonden. In de weken van advent leven we verwachtingsvol toe naar de komst van het Koningskind. In de kerstnacht horen we engelen zingen en met kerst zingen we het groot gloria. Ook als je niet gelovig bent is de periode voor kerst een periode van ergens naar toe leven. Sinterklaas is nog maar net het land uit of de kerstboom wordt het huis in gesleept. Cadeaus worden gekocht, huizen en tuinen worden versierd. Op radio en televisie wordt hard meegewerkt aan het creëren van het warme kerstgevoel dat vooral wordt gedomineerd door de bekende kersthits en de mierzoete reclames van supermarktketens. Zowel binnen als buiten de kerk wordt er toegewerkt naar het kerstfeest als hoogtepunt van de jaarlijkse feestkalender. Ook al vierden we kerst dit jaar in kleine kring, veel mensen maakten er toch weer wat bijzonders van.
En nu, met kerst weer achter de rug, resten dan wat onbestemde dagen tot het eind van het jaar. De mensen die tegen de kerstdagen opzagen kunnen weer opgelucht adem halen. Het is weer voorbij. Voor mij voelen deze dagen vaak als een soort niemandsland. Als een kater die je overhoudt na een heel erg goed feest.
De verzen uit het Lucasevangelie dat we laten zijn echter allesbehalve een katerige nageboorte van het kerstverhaal. Er wordt geloofd en gejubeld in de tempel. De tempel. Daar is waar Lucas de verhalen van Jezus’ jeugd laat afspelen. De verhalen over het jongetje Jezus zijn schaars, maar wat erover opgeschreven is, wijst op een gewone Joodse jeugd, waarbij de rituelen van de Joodse wet nagevolgd werden: Besnijdenis en naamgeving op de achtste dag. Daarna een periode van 33 dagen van reiniging, waarna Jezus als eerstgeborene van Jozef en Maria aan de Heer aangeboden wordt in de tempel. Het bijzondere kerstkind heeft bij deze rituelen geen koninklijke uitzonderingspositie.
Tijdens het ritueel van het opdragen van Jezus ontmoeten we vandaag Hanna. Slechts drie verzen besteedt Lucas aan haar. Als je niet uitkijkt lees je er zo overheen. Maar we staan nu even stil en zetten Hanna in de schijnwerpers.
Lucas besteedt relatief veel aandacht aan de achtergrond van Hanna en de situatie waarin ze zich bevindt. Hanna was een profetes. Een vrouwelijke profeet, afkomstig uit de stam van Aser. Een stam die een beetje onderaan de rangorde bungelde van de twaalf stammen van Israël. De stam die letterlijk het verst verwijderd was van Jeruzalem. En dan die getallen. 7 jaar huwelijk en al 84 jaar weduwe. Heb je ook mee zitten tellen? Als je er vanuit gaat dat je in die tijd rond je 14e trouwde, dan moet Hanna dus al de 100 jaar gepasseerd zijn. Dat ze zo lang weduwe is, is opvallend, aangezien de wetten van Mozes allerlei regelingen hebben voor weduwen om te hertrouwen of op opgenomen te worden in een andere familie. Blijkbaar is Hanna ergens tussen wal en schip komen te vallen en heeft het leven haar niet gebracht waar ze recht op had. Een vrouwelijke profeet, afkomstig uit een onbeduidende familie die bovendien onnodig lang weduwe is. Voor mij roept Lucas’ beschrijving van Hanna het beeld op van een vrouw die aan de rand van de maatschappij leeft en in schrijnende eenzaamheid haar tempeldienst volbrengt.
We lezen dat Hanna dag en nacht aanwezig was in de tempel om God te dienen met vasten en bidden. 84 jaar lang. Dag in, dag uit. Waar haalt ze de energie vandaan! Waar haalt ze het geloof vandaan! De jaren van vasten en bidden hebben haar blijkbaar niet vermoeid. Sterker nog: ze hebben haar een scherp observatievermogen gegeven. Op die bewuste dag dat baby Jezus met zijn ouders in de tempel is, herkent ze in hem Gods belofte van de bevrijding van Jeruzalem. Het wonderlijke van de openbaring aan Hanna, is dat er zich geen zichtbaar wonder afspeelt. Jezus ondergaat de joodse rituelen net als elk joods kindje. Waarschijnlijk was hij ook niet het enige kindje dat opgedragen werd op dat moment. Het kan best zo zijn dat het een drukte van belang was in de tempel. In zijn latere leven maakte Jezus indruk met zijn genezingen en wijze lessen. Maar hier hebben we te maken met een zwijgend, hooguit krijsend, kindje. En toch ziet Hanna de Messias in hem. Waarom is dit bijzondere kindje niet opgevallen in de tempel zelf, bij het uitvoeren van het ritueel? Waarom zagen de priesters dit bijzondere kind niet, zij waren toch ook in verwachting van de Messias? Waren de priesters en levieten wellicht zo druk met hun geloofsregels en tempelgebruiken dat ze het wonder even gemist hebben?
Het zijn vragen die bij mij blijven haken. Waarom Hanna wel, en de rest niet? Lucas maakt in de persoon van Hanna in ieder geval duidelijk dat afkomst of status geen rol speelt in het kunnen herkennen van God in de wereld. Vanuit de rand van de maatschappij laat Christus zich ontdekken. Een thema dat Lucas in zijn evangelie vaak laat terugkomen. Daarnaast schetst Lucas een Hanna die vol overgave haar leven wijdt aan haar God. Overgave en volharding. Hanna had zich haar leven waarschijnlijk anders voorgesteld maar het lijntje met God bleef bestaan, misschien wel het enige lijntje dat ze nog had. Ik kan me zo voorstellen dat er in die 84 jaar weduwschap genoeg momenten geweest zijn dat Hanna teleurgesteld werd in het leven, teleurgesteld in haar God. Maar toch was ze altijd in de tempel, waar ze God dag en nacht diende. Overgave en volharding. Ook als het leven geen aanleiding geeft om in de bevrijdende belofte van God te geloven. Geloven tegen de klippen op.
Het is moeilijk om volharding te tonen in situaties waar geen perspectief lijkt te zijn. Dat geldt voor al die regels waar we ons nu al ruim 9 maanden aan moeten houden. En dat gaat ook op voor ons geloofsleven. Wij zullen niet dag bezig zijn om God te dienen met vasten en bidden. Ons leven kunnen we niet zomaar over dat van Hanna heen leggen maar de vraag blijft wel haken. Waarom Hanna wel, en de rest niet? En wij dan? Hoe goed is ónze antenne voor het herkennen van Gods bevrijdende werk in ons dagelijks leven? In de aanloop naar kerst lijken we daar wat gevoeliger voor te zijn, met als hoogtepunt de twee kerstdagen. Vrede op aarde. Of tenminste: vrede aan tafel. Tijd voor bezinning, voor goede voornemens. Als het een beetje meezit ook nog wat extra tijd voor God. Maar voor de meesten van ons haalt de werkelijkheid ons al in de eerste weken van Januari in. Opgeslokt door het leven van alledag raakt het kind van Bethlehem weer op de achtergrond. En die boodschap van vrede op aarde klinkt opeens wel weer heel erg soft. Overgave en volharding in geloof zijn lastig in een tijd dat er zoveel andere zaken zijn die om overgave en volharding vragen. Werk, school, gezin, mantelzorg, de eigen gezondheid. Tijd voor God wordt al snel een sluitpost in de agenda. Overgave en volharding zijn ook moeilijk als de situatie tegenzit, en de bevrijdende belofte van het kerstkind ver weg lijkt te zijn.
Hanna laat twee reacties zien op het goede nieuws, dat zich in Jezus aan haar openbaart: ze dankt God en spreekt over het kind met allen die uitzagen naar de bevrijding van Jeruzalem. De eerste beweging is omhoog. Een beweging van danken. Dank brengen aan waar de hulp vandaan komt. De tweede beweging is een beweging opzij, delen van het goede nieuws. Een beweging naar buiten, de wereld in. De Messias is te groot om voor jezelf te houden. Danken en delen, de reactie van Hanna is bijna een avondmaalsliturgie.
Zo op de drempel van het nieuwe jaar wil Hanna onze reisgenoot zijn. Getekend door het leven blijft zij trouw aan haar God. Vol overgave ziet ze Gods belofte voor haar ogen gebeuren, terwijl de rest van de wereld bezig is met zichzelf. Ik wens u voor het nieuwe jaar Hanna toe als reisgenoot. Ik wens u volharding en overgave toe. Dat u Gods licht in de wereld mag zien en mag zijn. Dankend en delend, de wereld in. Ook in de periode na kerst. Júíst in de periode na kerst.