Marcus 1:40-45
Een paar weken geleden hadden we een vriendin op bezoek. Iemand die we normaalgesproken regelmatig spreken maar die we niet meer gezien hadden sinds vorig jaar maart de coronabeperkingen zijn ingegaan. En ik moet je eerlijk bekennen: ze was ook een beetje van onze radar verdwenen. Soms heb je dat gewoon, en in deze tijd al helemaal. Als je iemand een tijdje niet ziet en diegene duikt opeens weer op, dat je dan denkt: oja, jij bent er ook nog! Onze dochter van vier is altijd gek op deze vriendin. Ze sprong dan ook op haar schoot zodra ze haar zag. Om er vervolgens de rest van de middag niet meer af te komen. Bij het afscheid nemen voelde ik me toch een beetje schuldig dat ik mijn dochter niet had tegengehouden, je weet maar nooit hoe het zit met kleine kinderen en besmettingsgevaar. Toen ik dat benoemde werd onze vriendin een beetje emotioneel. Ze vond het heerlijk om mijn dochter op schoot gehad te hebben want sinds het begin van de maatregelen had ze niemand meer aangeraakt. En door dat onbevangen knuffelen besefte ze hoe erg ze dat gemist had. Aangeraakt worden.
Misschien was het omdat dit moment nog vers in mijn geheugen zat. Of omdat je er steeds meer over hoort en leest in de media: we hebben massaal ‘huidhonger’, behoefte aan aanraking. Hoe lang is het geleden dat jij iemand de hand hebt geschud? Of zelf begroet bent met de bekende Nederlandse drie zoenen? Hoe dan ook, in het genezingsverhaal uit Marcus 1:40-45 kwam dat moment van aanraking dit keer extra bij me binnen. ‘Jezus kreeg medelijden, stak zijn hand uit, raakte hem aan en zei: ik wil het, word rein.’ Je leest er makkelijk overheen, die aanraking. Maar zo vanzelfsprekend is die aanraking niet. De onbekende man lijdt aan huidvraat. Lepra staat er in het Grieks. Een melaatse, zoals in een eerdere vertaling stond. Het is niet helemaal bekend om welke ziekte het gaat maar dat is ook niet zo belangrijk. Belangrijk is dat dit een man is die vanwege zijn ziekte buiten de maatschappij leeft. Letterlijk, want melaatsen mochten niet in de stad wonen vanwege besmettingsgevaar. Bij een eerste vermoeden van een huidziekte werd je geïnspecteerd door de priester. Bij een positieve testuitslag werd je onrein verklaard en werd je direct uit je woonplaats verbannen. Pas als de huiduitslag weer helemaal verdwenen was mocht je weer terugkomen. En ook dan weer is het de priester degene die bepaalt of je weer terug de maatschappij in mag. Omdat er in die tijd nog geen Corona-app bestond liepen de melaatsen rond met een ratel, om aan iedereen van verre duidelijk te maken dat ze afstand moesten houden. Deze mensen waren letterlijk uitgestoten door de maatschappij.
Hoe lang zou hij daar al leven, in dat onherbergzame buitengebied? Hoe lang zou het geleden zijn dat hij überhaupt iemand gesproken heeft? Misschien heeft hij wel geroepen maar iedereen gaat met een grote boog om hem heen. De man is dubbel gekweld. Eenmaal omdat hij lichamelijk ziek is. En tweemaal omdat hij daardoor maatschappelijk geïsoleerd wordt. Iets dat misschien voor jou ook wel herkenbaar is. Een ernstige ziekte kan ervoor zorgen dat je niet alleen gebukt gaat onder die ziekte maar ook aan de rand van de maatschappij kan komen te staan. Je moet je werk of school opgeven en zit hele dagen thuis. Je levert steeds meer in terwijl de mensen om je heen doorgaan met hun leven. Dat kan behoorlijk eenzaam voelen. Wat bij de melaatse man ook nog meespeelt is dat hij door zijn ziekte ook nog eens onrein is volgens de Joodse wetten. Hij mocht dus ook niet meer in de tempel komen. Hij wordt dus niet alleen losgesneden van de mensenmaatschappij, de toegang tot God is hem hiermee ook ontzegd.
De man is dus niet dubbel maar driedubbel gekweld. Des te wonderlijker is het dat het juist déze man is die op Jezus genezende aanraking mag rekenen. De genezing zelf is natuurlijk een wonder. Maar nog wonderlijker is misschien het moment dat Jezus die de man ziet, medelijden krijgt en hem aanraakt.
Jezus doorbreekt hier de wetten van de maatschappelijke en religieuze gewoontes. Hij heeft oog voor iemand die door de maatschappij niet gezien wordt. Hij rent niet verschrikt weg als de man hem aanspreekt. Hij loopt ook niet door, alsof hij niets gehoord heeft. Maar hij ziet hem. En neemt de tijd om naar het verhaal van deze mens te luisteren. Al kijkend en luisterend krijgt Jezus medelijden. In een vorige vertaling stond dat Jezus ‘met barmhartigheid innerlijk bewogen’ was. Dat gaat veel dieper dan onze hedendaagse gebruik van het woord ‘medelijden’. Jezus raakt innerlijk bewogen door de situatie van de man. En kan dus niet anders doen dan ook letterlijk in beweging komen. Hij raakt hem aan en reinigt de man van zijn ziekte. In die aanraking zit iets van dat woord ‘medelijden’, want de ziekte is erg besmettelijk en door de man aan te raken loopt Jezus het gevaar dat het lijden van de man overgedragen wordt op Jezus. Wat Jezus hier doet is medelijden tonen in de meest letterlijke betekenis van het woord. Door de aanraking is de man bevrijd van zijn ziekte en daarmee ook van zijn maatschappelijke status van uitgestotene. Hij kan weer terug naar de stad en kan zich in de tempel weer vertonen voor het aangezicht van God. Hij is herenigd met de mensen en met God.
Dit is een prachtig verhaal om te horen op de drempel van de veertigdagentijd, of lijdenstijd. Het verhaal van die twee mannen wijst in het klein al vooruit naar wat er op Golgota gaat gebeuren. Het medelijden dat Jezus toont in het zien en het aanraken van die ene mens wordt aan het kruis tot in het extreme uitvergroot, als Jezus op dat moment al het lijden van de wereld op zich neemt. Dan gaat het dus niet meer om die ene melaatse man in een land hier ver vandaan. Maar dan strekt het medelijden van Jezus zich ook uit naar ons. En dan mogen wij ons ook door Jezus aangeraakt weten, hoe ziek, eenzaam of niet-begrepen we ons ook voelen. Dan zijn wij diegenen die weer terug mogen keren naar de stad. Weer mee mogen doen en als volwaardig mens gezien mogen worden door God en de mensen.
Het is een troostrijke boodschap, misschien juist wel in deze periode van beperkingen en het wegvallen van veel dagelijkse vormen van menselijk contact. Je hoeft vandaag de dag niet buiten het dorp verbannen te worden om je geïsoleerd te voelen. Opvallend vind ik het hoeveel eenzaamheid er heerst onder mensen waarbij je dat op het eerste gezicht niet zou verwachten. Ouders die zich geïsoleerd voelen omdat ze dag in dag uit tussen dezelfde vier muren slapen, wonen en werken. Jongeren die somber en eenzaam zijn omdat de middelbare scholen nog steeds dicht zijn. En omdat social media alleen je sociale leven niet kunnen vervangen. Ouderen die hun wekelijkse ritme missen van het verenigingsleven of het vrijwilligerswerk. Het kan dan inderdaad een troostrijke boodschap zijn dat onze God zich laat kennen als een God die ervoor kiest om met de mensen mee te lijden. God die zich laat kennen als een God die zich innerlijk laat bewegen door jouw leed dat niemand anders ziet. Een God die door zijn aanraking jouw lijden op zich neemt, een last van je schouders afneemt zodat je weer verder kunt.
Het wonder van het zien van de ander en het wonder van het aanraken van de onaanraakbare: is dat behalve troost ook niet een opdracht aan ons? Letterlijk aanraken is vandaag de dag een beetje lastig maar de boodschap van omzien naar elkaar, en de ander aanraken met aandacht is vandaag de dag al een wonder opzich. Er kan nu veel niet. Maar er kan nog zoveel meer wél. Een telefoontje plegen, een kaartje of een appje sturen. Of nog simpeler: een glimlach of een groet op straat aan die willekeurige voorbijganger. Het kan zomaar iemands dag helemaal veranderen.
Zo is de ontmoeting tussen die melaatse man en Jezus niet alleen een troostrijke boodschap voor wie zich niet gezien of gehoord voelt. Maar mag het ook een ontmoeting zijn waarin de innerlijke bewogenheid van Jezus zichtbaar wordt. De innerlijke bewogenheid die uiteindelijk leidt tot het ultieme offer aan het kruis. Dat die innerlijke bewogenheid ons ook mag bewegen op de weg die we mogen gaan.