Van heinde en verre zijn ze gekomen. Uit de steden van Syrië en Jordanië. Mensen uit Jeruzalem. Boeren en vissers uit Galilea. Ze willen hem met eigen ogen zien. Met eigen oren horen. Is het echt waar wat ze zeggen? Geneest hij zieken en lammen? Kan hij kwade geesten uitdrijven? De wonderen zijn blijkbaar de wereld nog niet uit. Overal waar hij zich laat zien is het binnen de kortste keren een drukte van belang. Stuk voor stuk mensen die een graantje willen meepikken van het fenomeen van Galilea. Het wemelt van nieuwsgierige mensen, van twijfelaars, van stumpers. Van meelopers, struikelaars en gelukszoekers. De macht van de Romeinen drukt zwaar op het dagelijks leven. De toegestroomde mensenmenigte had zich het leven anders voorgesteld maar misschien is deze rabbi de langverwachte strohalm waar ze zich aan op kunnen trekken. Er heerst een opgewonden stemming. Het Koninkrijk van God is niet meer ver en deze man schijnt de sleutel te hebben. Omdat het dorp te klein is geworden voor de mensenmenigte verplaatst de menigte zich naar de heuvel buiten het dorp. Daar verdringen ze zich om een goed plekje te bemachtigen. En wij staan er vanochtend ook tussen. Nieuwsgierig naar wat er komen gaat.
Voordat hij begint met praten tuurt hij naar het meer. Het is vanaf deze hoogte bijna helemaal te zien. Het meer ligt er rustig bij vandaag. De bergen aan de overkant steken scherp af tegen de strakblauwe hemel. Het lijkt nog maar zo kort geleden, de dag dat hij in Kafarnaüm arriveerde. De wandeling langs het water, waar hij vrienden voor het leven maakte: Simon Petrus, Andreas, Jakobus en Johannes. Onafscheidelijk waren ze. Elke synagoge in Galilea hebben ze met elkaar gezien. Drukker en drukker werd het. In sommige dorpen was geen doorkomen aan. En moet je nu eens zien, hier op deze heuvel. Die hoopvolle gezichten, in afwachting van wat er komen gaat. Hij moet denken aan de woorden van Jesaja. Alle volken zullen zich verzamelen, alle naties komen bijeen. Alle volken zullen getuigen zijn van de Heer. Dit moment komt toch aardig in de buurt. Hij laat ze niet langer wachten, en haalt diep adem.
Gelukkig wie nederig van hart zijn. De treurenden. De zachtmoedigen. Wie hongeren en dorsten naar gerechtigheid. De barmhartigen. Wie zuiver van hart zijn. De vredestichters. Wie vanwege de gerechtigheid vervolgd worden. Gelukkig ben je als ze je vanwege mij uitschelden en vervolgen en van allerlei kwaad betichten. Zout van de aarde zijn jullie. Licht in de wereld.
Gemeente we hoorden vanochtend een gedeelte uit de spectaculaire ouverture van de Bergrede. De Bergrede is een van de meest gelezen passages in de Bijbel, en voor veel mensen erg geliefd. We komen er het Onze Vader tegen. Ook lezen we veelgehoorde ‘one-liners’ als: waar je schat is, daar zal ook je hart zijn. Maak je geen zorgen voor de dag van morgen. Zoek, en je zult vinden. En bekende beeldspraken: de brede en de smalle weg. De splinter en de balk. Het huis dat gebouwd is op de rots. Vanwege al die bekende beeldspraken komt de Bergrede vandaag de dag nog steeds voor in ranglijsten van beroemde toespraken. Jezus staat als redenaar shouder aan schouder met Barack Obama, Winston Churchill, Mahatma Gandhi en Martin Luther King. En niet te vergeten onze eigen koningin Wilhelmina, met haar toespraken voor radio Oranje.
Ik moet u eerlijk bekennen dat het voor mij wat ongemakkelijk voelt om Jezus zo tussen al die wereldleiders in een ranglijstje te zien staan. Mag je Jezus zomaar vergelijken met aardse leiders? Is dat niet wat oneerbiedig? De vergelijking gaat inderdaad op heel veel plekken scheef maar toch heeft deze speelse oefening me wat gebracht. Het is me opgevallen dat die beroemde toespraken veel gemeen hebben. Degene die de toespraak uitspreekt is vaak een invloedrijk figuur. Een staatsman of staatsvrouw. En het publiek bestaat niet uit medepolitici of andere mensen uit de bovenlaag van de bevolking. Het zijn de gewone man en vrouw die aangesproken worden, veelal in een situatie die niet al te best is. De meest beroemde toespraken zijn troostrijke toespraken. Woorden die hoop geven in bange dagen. Wat dat betreft zou het best kunnen dat de huidige Corona-tijd ook weer nieuwe beroemde toespraken oplevert in het rijtje. Behalve troostrijk zijn de toespraken uit het rijtje vaak ook ongemakkelijk. Ze schuren. Tegen de gevestigde orde, tegen het ingesleten denken in. De hoorders worden uit hun evenwicht gebracht en worden zo uitgedaagd om opnieuw positie in te nemen. Beroemde toespraken zetten mensen in beweging. Dat geldt ook voor de Bergrede. We hoorden vanochtend maar een klein stukje maar als u de hele rede zou lezen herkent u de ingrediënten die ik zojuist noemde. Een hoopvolle boodschap in een tijd waarin hoop ver weg lijkt. Maar ook een boodschap die schuurt en verwart. Jezus als invloedrijk leider en een menigte mensen die zeker niet tot de bovenlaag van de bevolking behoren.
Vanochtend hoorden we Jezus twee beelden gebruiken. Zout van de aarde en licht van de wereld. Woorden waar ik me vroeger wel eens aan kon ergeren. Jezelf als licht van de wereld zien, dat vond ik nogal pretentieus. Kijk, zie mij hier eens stralen! Kijk eens hoe goed ik ben want Christus is mijn Heer! Ik heb de waarheid in pacht in een wereld vol duisternis. Zo is het, en niet anders. Het kon me ook onzeker maken. Je licht altijd maar laten stralen is niet makkelijk, het is een hele opgave. Misschien wel te hoog gegrepen voor mij. Hetzelfde geldt voor het zout. Altijd maar het verschil moeten maken als smaakmaker, dat houdt toch geen mens vol? Het zijn inderdaad grootse beelden die Jezus hier gebruikt. Het stralend licht, als baken in de duisternis. En het krachtige zout: smaakmaker en conserveringsmiddel tegen bederf.
Ik ben anders naar deze grootste beelden gaan kijken toen ik op me in liet werken tegen wie Jezus deze woorden zegt. Oneerbiedig gezegd zou je kunnen zeggen dat Jezus zijn boodschap uitspreekt voor een kneuzenclubje. Kreupelen, lammen, hongerigen, politiek vluchtelingen. Allemaal mensen die lijden aan het leven. En het is juist dít kneuzenclubje dat in het tekstgedeelte van vandaag rechtstreeks wordt aangesproken: júllie zijn het zout van de aarde. Het licht in de wereld, ja dat zijn júllie. Het is geen onmogelijke opdracht om zout en licht te worden. Jullie zijn het al. Zout en licht zijn in de schepping al meegegeven. Dus ook jullie, mensen die doorgaans onzichtbaar en anoniem door het leven gaan, zijn zout en licht. Jullie worden gezien. Jullie stellen iets voor. Jullie horen erbij. Ja sterker nog, jullie zijn onmisbaar. Ook al denken jullie zelf misschien dat jullie niets waard zijn, júllie zijn het die een teken zijn van het Koninkrijk. Als ze jullie zien zullen de mensen eer bewijzen aan jullie Vader in de hemel. De kneusjes verlichten de weg naar het Koninkrijk.
Dat moet een behoorlijke opsteker geweest zijn voor de toegestroomde menigte. Een opsteker waar ook verantwoordelijkheid bij komt kijken. Zout en licht bestaan niet op zichzelf en niet voor zichzelf. Zout heeft geen functie als er niet iets is om te conserveren of om smaak te geven. En licht is alleen zichtbaar als het iets tegenkomt om op te schijnen. Beide beelden, het zout en het licht bestaan alleen in verbinding met iets anders. Jezus plakt dus niet alleen een bemoedigend etiketje op zijn publiek maar roept op om in beweging te komen en in beweging te blijven. Of beter gezegd: om in verbinding te blijven. Om de zoutende en lichtende werking te delen met anderen, tot eer van God. Waar ik me vroeger kon ergeren aan deze woorden, kan ik de woorden van Jezus nu hoopvol en bevrijdend lezen. Het is geen onbereikbare opdracht meer om het zout van de aarde of het licht in de wereld te zijn. Jezus leert zijn publiek dat het Koninkrijk zich laat herkennen in situaties waar de wonden aangeraakt worden. In de gebrokenheid van het alledaagse leven.
Op huisbezoek kom ik regelmatig mensen tegen die lijken op de mensen die destijds aan Jezus’ voeten zaten te luisteren. Eenzame mensen. Zieke mensen. Mensen die zichzelf niets waard vinden. Mensen voor wie het leven niet gebracht heeft wat ze zich ervan voorgesteld hadden. Verdriet over het ouder worden, waarbij continu ingeleverd moet worden en afscheid genomen wordt. Weer iets dat ik niet meer kan. Weer iemand die wegvalt. Er blijft nog maar weinig over. U kent vast wel iemand die over zichtzelf denkt: ik ben niets meer waard. Ik tel niet meer mee. En misschien bent u zelf die persoon wel.
Jezus houdt ons vanochtend een hoopvolle spiegel voor. Een spiegel waarin we geen eenzaamheid en gebrek zien maar een spiegel waarin zout en licht het verschil maken. Een beeld van Gods onvoorwaardelijke verbinding met ieder van ons, hoe klein we onszelf ook inschatten. Vanuit deze verbinding roept Jezus ons op om in beweging te komen en het zout en het licht hun werk te laten doen in de wereld om ons heen. Jezus roept op om niet onverschillig te worden in een wereld waarin het Koninkrijk ver weg lijkt te zijn. Hij roept ons op om zout en licht te blijven op het moment dat de kerkgang terugloopt en het kerkelijk leven meer en meer naar de rand van de maatschappij gedrukt wordt. Ja, dat is inderdaad een zorgelijke ontwikkeling. Maar zorgelijker is het als we hierdoor ons zout en licht laten uitdoven. Als we ons in zelfmedelijden terugtrekken binnen de veilige muren van onze veel te grote kerkgebouwen. Kerkgebouwen die vroeger vol zaten. Waar kinderen gedoopt zijn die nu nooit meer in de kerk komen. Jezus’ oproep nodigt uit om de moed niet in de schoenen te laten zakken. Om vol vertrouwen verbindingen te blijven zoeken, ook al zien we het zelf niet meer zitten. Jezus verwacht van ons geen grootse daden. Slechts een klein beetje zout of een klein glimpje licht is genoeg. Een glimlach naar de buurman op anderhalve meter afstand. Een kaartje voor de zieke overbuurvrouw. Een telefoontje naar een gemeentelid om samen de online kerkdienst na te bespreken en die belangrijke vraag te stellen: hoe is het nu eigenlijk met je? Jezus houdt ons voor dat we op deze manier tekenen kunnen zijn van het Koninkrijk. Wij, als kneuzenclubje zijn de vaandeldragers van Gods Koninkrijk. Een Koninkrijk waarin alles anders zal zijn, zoals Huub Oosterhuis zo mooi verwoordt:
Wie denken durft dat deze droom het houdt
hij zal zijn ogen niet geloven
–AMEN–
Bijbelteksten: Jesaja 43:9-12 / Matteüs 5:13-16